Bij verkeersongevallen in Leiden of daarbuiten, zoals op de N206 of rond het centrum, bepaalt de Rome II-verordening welk recht de hoogte van smartengeld en andere vergoedingen regelt. Verschillen tussen EU-landen zijn groot: Nederlands recht, toegepast door de Rechtbank Den Haag voor Leiden, kent vaak hogere immateriële schadevergoedingen dan bijvoorbeeld Duits recht.
Toepassing in de praktijk rond Leiden
De hoofdregel (artikel 4(1)) wijst naar het recht van de plaats delict. Een ongeluk in Spanje met Leidse slachtoffers leidt tot Spaans recht, met lagere smartengeldtarieven. Uitzondering via artikel 4(2) kan Nederlands recht activeren bij gemeenschappelijke woonplaats, cruciaal voor veel Leidenaren die in de regio werken of reizen.
Schadeposten omvatten medische kosten via het LUMC, inkomensverlies voor studenten of forenzen en huishoudelijke hulp. Bewijslast verschilt: in Angelsaksische invloeden ligt deze bij de dader, terwijl continentaal recht strenger is voor slachtoffers in Leiden.
Verjaringstermijnen variëren; drie jaar in Nederland versus twee in België. Rechtbanken in Den Haag passen Rome II strikt toe, zoals in zaak C-45/13 van het HvJEU, waar woonplaats doorslaggevend was. Lokale zaken tonen dit aan bij ongevallen op de Rembrandtweg.
Advies: Leidse slachtoffers moeten woonplaats en delictplaats documenteren voor optimale claims bij de kantonrechter. Verzekeraars gebruiken dit in onderhandelingen, vooral bij incidenten nabij Leiden Centraal.